Toetsing Eunomia van inzamelplan voor statiegeldblikjes in het publieke domein door Afvalfonds – samenvatting

by Rob Buurman | 3 maart 2022

Eunomia baseert zich in de toetsing op een internationale benchmark en interviews met Nederlandse deskundigen en mensen met praktijkervaring vanuit zowel de industrie (met kennis van statiegeldsystemen en de drankenmarkt) als gemeenten (met kennis van afvalmanagement, planning en gemeentelijke dienstverlening).

 

De bevindingen van Eunomia in het kort:

  1. Eunomia schat in dat het voorstel van het Afvalfonds onvoldoende consumentvriendelijk is om te verwachten dat de wettelijke 90% gescheiden inzameldoelstelling behaald kan worden. Afvalfonds maakt teveel keuzes die afbreuk doen aan de consumentvriendelijkheid en daarmee risico’s vormen die volgens Eunomia waarschijnlijk “een cumulatief effect [zullen] hebben dat ertoe leidt dat er teveel blikjes ‘verloren’ zullen gaan om de doelstelling van 90% te halen”;
  2. Wat betreft de wettelijke deadline van 31 december 2022 concludeert Eunomia dat zij het als zeer problematisch beschouwen om alles voor dit parallelle en complexe systeem binnen de wettelijke termijn te regelen. Het gebrek aan uitwerking van het Afvalfondsplan en het ontbreken van transparantie over de huidige stand van zaken maakte het beantwoorden van deze vraag wat lastiger, maar alsnog voelt Eunomia zich zeker genoeg om dit te zeggen.

Het volledige rapport

Cover assessment Eunomia over blikjes inzameling in publieke ruimte Eunomia. Deposit Return in the Netherlands – An assessment of the Afvalfonds proposal for beverage can collection in the public domain (PDF downwload)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Aanleiding studie Eunomia

Voormalig staatssecretaris Stientje van Veldhoven besloot op 3 februari 2021 dat er vanaf 31 december 2022 statiegeld zit op de blikjes en er een inzamelsysteem operatief moet zijn waarmee 90% van de blikjes gescheiden ingezameld wordt. Omdat supermarkten weigeren blikjes in hun winkels in te zamelen, publiceerde het Afvalfonds (vertegenwoordiger van het verpakkend bedrijfsleven) op 14 december 2021 een alternatief plan: ze willen de statiegeldblikjes buiten de supermarkten om inzamelen via statiegeldmachines in de publieke ruimte.

 

Diverse stakeholders, waaronder de milieubeweging, Tweede Kamerleden, Consumentenbond en Metaal Verpakkingen Nederland, kwamen met kritische reacties en vragen op het plan van Afvalfonds om de blikjes in de publieke ruimte in te zamelen. Inmiddels hebben ook VNG en NVRD meer nadrukkelijk hun zorgen geuit. Mede daarom heeft milieuorganisatie Recycling Netwerk een doorlichting van het Afvalfonds-plan gevraagd aan internationaal onderzoeksbureau Eunomia, bekend van hun werk op het thema circulaire economie en onderzoek voor de Europese Commissie. In dit persbericht geven we een samenvatting van de belangrijkste bevindingen.

 

Hoofdpunten plan Afvalfonds

Het Afvalfonds publiceerde in december 2021 hun plan voor inzameling van blikjes middels statiegeldmachines in de buitenruimte. De hoofdpunten van dit plan zijn als volgt:

  • Na volledige uitrol zullen er 3.300 innamelocaties zijn waar mensen blikjes kunnen inleveren en hun statiegeld terug kunnen krijgen. Alle innamelocaties hebben ten minste één statiegeldmachine;
  • Ongeveer 3.000 van de innamelocaties zijn niet in, maar “in de buurt van” de supermarkt voorzien, de overige 300 locaties zijn gepland in zogenaamde high traffic locaties zoals OV-stations en tankstations;
  • Voor woon-winkelgebieden met één supermarkt voorziet het Afvalfonds een innamelocatie op een openbare plek in de buurt en in het geval van gebieden met meerdere supermarkten (2-8) wordt gemikt op een inzamelpunt binnen een straal van 500 meter van de meest centrale supermarkt;
  • Statiegeldmachines in de buitenlucht worden overdekt en beschut geplaatst, in zogenaamde ‘shelters’;
  • Het is een ingroeimodel. Op 31 december 2022 wordt een uitrol van 80% voorzien: 1.300 statiegeldmachines buiten de winkel en op high traffic locaties, en 1.500 aanvullende locaties gegarandeerd door supermarkten. Het doel is om tegen april 2024 de 3.300 innamelocaties te voorzien, waarvan sommige nog tijdelijk zijn. Gedurende 2023 en 2024 worden de tijdelijke locaties gegarandeerd door supermarkten vervangen door locaties “in de buurt van” de supermarkten;
  • Aanvullend op de innamelocaties waar consumenten hun statiegeld terugkrijgen, worden er naar verwachting 5.000 vrijwillige innamelocaties ingericht tegen 2023 waar consumenten hun blikjes kunnen weggooien in aangewezen inzamelbakken, en de eigenaar van deze inzamelbak het statiegeld kan claimen. Op de lange termijn worden er 10.000 van deze vrijwillige punten verwacht;
  • Het Afvalfonds presenteert de innamepunten in de buitenruimte als een eerste stap richting ‘circulaire hubs’ waar in de toekomst ook andere materiaalstromen ingezameld kunnen worden (opschaling).

 

Methodologie Eunomia

Eunomia Research en Consulting heeft uitgebreide ervaring met statiegeld in landen over de hele wereld en heeft gewerkt met overheden, fabrikanten, detailhandelaars, systeembeheerders en NGO’s. Voor dit rapport heeft Eunomia naast hun eigen rijke kennis, ook gerichte interviews gehouden met Nederlandse deskundigen en mensen met praktijkervaring, met inbegrip van zowel “industrie”-perspectieven (een categorie interviewees met expertise en inzicht in statiegeldvoorziening en de Nederlandse drankenmarkt) en “gemeentelijke” perspectieven (een categorie interviewees met expertise en inzicht in afvalmanagement, planning en gemeentelijke dienstverlening).

 

De overgrote meerderheid van de geïnterviewden verkozen anoniem te blijven. Deze verzoeken worden in het hele verslag gerespecteerd en beperkt Eunomia in sommige gevallen de mogelijkheid om specifieke informatie en bronnen met betrekking tot de Nederlandse context te geven. De inbreng van de Nederlandse interviewees is door Eunomia gebruikt om hun eigen internationale kennis en ervaring te toetsen aan de Nederlandse context en om unieke uitdagingen of kansen in de Nederlandse context uit te lichten.

 

Belangrijkste bevindingen Eunomia 

  • Risico’s voor behalen 90% gescheiden inzameling

Eunomia onderzocht allereerst hoe waarschijnlijk het is dat met de opzet voor inzameling buiten de supermarkten van Afvalfonds de wettelijke doelstelling van 90% gescheiden inzameling voor blikjes tegen 2024 gehaald wordt. “De doelstelling van 90% gescheiden inzameling bereiken, betekent de beste statiegeldsystemen ter wereld evenaren”, aldus Eunomia. Een inzameltarget van 90%, betekent dat er slechts 1 op de 10 blikjes buiten het systeem mag vallen. “Goed presterende statiegeldsystemen stellen mensen centraal, omdat publieke participatie bepaalt of een statiegeldsysteem een succes wordt of faalt”.

 

Voor deze hoofdvraag legde Eunomia daarom het plan van het Afvalfonds langs de kenmerken van statiegeldsystemen met een retourpercentage van 90% of meer.

 

Deze kenmerken zijn:

    • de hoogte van het statiegeldbedrag, wat de economische incentive vormt om deel te nemen;
    • een zeer toegankelijk netwerk van innamepunten, het absolute aantal van innamepunten en de plaatsing ten opzichte van dagelijkse routines;
  • een consistente en ongecompliceerde inrichting van het systeem, wat begrip en motivatie om te participeren faciliteert;
  • duidelijke communicatie richting de consument, om al het bovenstaande te ondersteunen.

 

Geen enkele factor bepaalt op zichzelf staand de werking van het statiegeldsysteem. Het is de combinatie van en het samenspel tussen deze factoren dat bepaalt hoe overtuigend gebruiksvriendelijk het systeem is en dat bepaalt of de 90% gescheiden inzameling behaald kan worden.

 

De minimumhoogte van het statiegeldbedrag is wettelijk vastgesteld op 0,15 euro en dit wordt gehanteerd voor de blikjes. Omdat het statiegeldbedrag afgezet tegen de internationale context niet laag maar ook niet hoog is, zijn de andere factoren doorslaggevend.

 

Hier signaleert Eunomia enkele substantiële risico’s voor het behalen van de inzameldoelstelling.

Allereerst ligt het aantal inzamelpunten in het Afvalfonds plan ver onder het aantal inzamelpunten bij statiegeldsystemen die 90% retourpercentages halen, zie tabel 5-1. Het plan van Afvalfonds voorziet 2,5 statiegeldmachines en 1,9 aantal inzamelpunten per 10.000 inwoners. Ter vergelijking: in Duitsland zijn er 5,3 statiegeldmachines en 16 innamepunten per 10.000 inwoners. Dit betekent dat het plan van het Afvalfonds mensen significant minder gelegenheid geeft om hun blikjes in te leveren in ruil voor het statiegeld dat zij hebben betaald bij aankoop.

 

Eunomia verwijst bovendien naar een eerdere studie van EY Parthenon (2019) over systeeminrichting voor kleine plastic flesjes in opdracht van de Nederlandse overheid, waarin EY concludeert dat er met ongeveer 12.000 innamelocaties in verkooppunten een inzamelpercentage van 92-93% bereikt zou worden. Dit bevestigt de analyse van Eunomia dat het lage aantal inzamelpunten in het plan van het Afvalfonds een risico vormt voor het behalen van de 90% inzameldoelstelling, niet alleen in verhouding tot de praktijk in het buitenland, maar ook in de eerder onderzochte Nederlandse context.

 

De vrijwillige innamepunten, welke een groot onderdeel vormen van het Afvalfondsplan, kwalificeren volgens door Eunomia niet als onderdeel van het statiegeldsysteem, eenvoudigweg omdat mensen daar geen statiegeld terug krijgen en deze punten dus niet de economische incentive bieden om je blikje weer in te leveren. Zelfs wanneer ze wel worden meegerekend, is de dichtheid van het inzamelnetwerk nog steeds “veel lager” dan in statiegeldsystemen met een retourpercentage van 90% of meer.

 

Los van de aantallen, werpt ook de locatie van de inzamelpunten een drempel op voor consumentenparticipatie. ‘Return-to-retail’, oftewel inzameling in verkooppunten zoals supermarkten, scoort vanwege de consumentvriendelijkheid internationaal kwantitatief beter op inzameling dan systemen waarbij mensen naar een andere locatie moeten. Bovendien is er wereldwijd geen enkel statiegeldsysteem dat zonder return-to-retail een 90% retourpercentage behaald (zie figuur 3-3). Oftewel: alleen statiegeldsystemen met inzameling in verkooppunten halen retourpercentages van 90% zoals wettelijk is voorgeschreven in Nederland.

 

Eunomia concludeert dat het plan van het Afvalfonds om statiegeldmachines “in de buurt van de supermarkt” te zetten, qua consumentvriendelijkheid niet vergeleken kan worden met terugname in supermarkten. Zo zijn de statiegeldmachines in de publieke ruimte onbemand wat betekent dat er niemand is die in het geval van foutmeldingen het probleem snel kan verhelpen, wat normaliter het supermarktpersoneel snel kan oppakken. Eunomia stipt ook aan dat consumenten voor de blikjes volgens het Afvalfondsplan zullen moeten omlopen in plaats van dat ze deze inleveren waar ze toch al komen: de supermarkt. Uit expert interviews die Eunomia heeft afgenomen blijkt bovendien dat er twijfels bestaan of het in de praktijk mogelijk is om door heel Nederland de ‘maximaal 500 meter tot de centrale supermarkt’-doelstelling zoals door Afvalfonds gecommuniceerd te garanderen, wat het ongemak voor de consument verder zal vergroten.

 

Daarnaast weegt Eunomia ook de gewoontes en voorkeur van de Nederlandse consument mee. Eunomia benadrukt hierin dat Nederlandse consumenten al de gewoonte hebben ontwikkeld om hun drankverpakkingen met statiegeld terug te brengen naar de supermarkt. Volgens een uitvraag van Consumentenbond geeft 89% van de Nederlandse consumenten bovendien de (sterke) voorkeur om zowel blikjes als flesjes terug te brengen naar de verkooppunten. Afwijken van deze gewoontes en voorkeur zet de consumentvriendelijkheid en daarmee -participatie onder druk.

 

Tot slot benadrukt Eunomia dat er geen enkel ander statiegeldsysteem bestaat waarbij de consument voor verschillende verpakkingen naar verschillende locaties moet. Zelfs in geval van gefaseerde invoering, zoals in Nederland, kan de consument normaliter alle drankverpakkingen met statiegeld op dezelfde inzamelpunten weer inleveren in ruil voor statiegeld. Het feit dat volgens Afvalfonds de consument voor verschillende drankverpakkingen naar verschillende locaties moet, maakt het systeem minder gebruiksvriendelijk en gaat bovendien in tegen bestaande routines.

 

Goede informerende en motiverende communicatie over het systeem wordt bemoeilijkt door de aangebrachte complexiteit. Eunomia noemt hier bijvoorbeeld het feit dat consumenten voor de blikjes naar een andere locatie dan de plastic flessen en glazen bierflessen gestuurd moeten worden. Ook wijst het studiebureau er op dat dit plan geen nationaal coherent systeem voor de blikjes tot stand brengt, omdat de inrichting “hyper-lokaal” zal zijn vanwege het moeten vinden van geschikte locaties op gemeentelijk niveau. Dit werpt serieuze barrières op voor het opzetten van een nationale communicatiecampagne. Het feit dat het plan van het Afvalfonds een gefaseerde uitrol voorziet, betekent bovendien dat de communicatie over tijd weer moet worden aangepast en op verschillende momenten in moet zetten op nieuw consumentengedrag.

 

Waar een consistent en eenvoudig systeem het gemakkelijk maakt om de consument te informeren en activeren, voorziet Eunomia dat het plan van het Afvalfonds ertoe zal leiden dat de consument het statiegeldsysteem lastig te begrijpen en gebruiken vindt. Dit kan de bereidheid onder consumenten om deel te nemen aan het statiegeldsysteem beschadigen.

 

Omdat mensen een ‘buitensporige inspanning’ moeten leveren om hun statiegeld terug te krijgen, sluit Eunomia zelfs niet uit dat sommige mensen gedwongen hun statiegeld moeten opgeven. Dit betekent dat zij wel 0,15 euro betalen bij aankoop van een blikje, maar deze 0,15 euro niet terug krijgen en dus verlies draaien vanwege de ontoegankelijkheid van het systeem. Het betaalde statiegeld van niet-ingeleverde blikjes blijft in het statiegeldsysteem zitten. Dit zou betekenen dat het bedrijfsleven hier financieel beter van wordt. Dit is oneerlijk richting de consument en kan publiek draagvlak voor statiegeld nog verder doen afnemen.

 

Naast de vergelijking met goed-functionerende statiegeldsystemen, heeft Eunomia ook nog een gedragsanalyse uitgevoerd van de factoren die deelname van de individuele consument aan het statiegeldsysteem bepalen. Ze maakten gebruik van de COM-B model waarbij er van uit wordt gegaan dat ‘Capability’, ‘Opportunity’ en ‘Motivation’ gezamenlijk zullen leiden tot ‘Behaviour’. In dit geval ging de COM-B analyse in op hoe de inrichting van een statiegeldsysteem het vermogen, de mogelijkheden en motivatie kan beïnvloeden om zo effectieve gedragsverandering te realiseren. In een goed systeem zijn er weinig tot geen barrières voor mensen om deel te nemen en wordt goed gedrag gestimuleerd (zie tabel 4-1). Uiteindelijk zullen al deze factoren elkaar positief beïnvloeden.

 

 

 

Het omgekeerde is echter ook waar: barrières voor deelname of eerdere slechte ervaringen kunnen de motivatie ondermijnen. De COM-B de analyse bevestigde de bevindingen van de internationale vergelijking met goed-functionerende systemen. Ook hier wordt het belang benadrukt van het versterken van bepaalde gewoonten (in plaats van er van af te wijken), het opzetten van een consistent systeem (in plaats van een parallel systeem voor alleen blikjes), en dat het gevaarlijk is om volledig te vertrouwen op puur alleen de economische incentive van het statiegeldbedrag.

 

Eunomia signaleert dat alle keuzes die door het Afvalfonds zijn gemaakt op bovenstaande aspecten afbreuk doen aan het bereiken van het niveau van consumentvriendelijkheid dat nodig is om maximale consumentenparticipatie te garanderen. Aangezien hoge inzamelcijfers alleen bereikt kunnen worden door zeer hoge consumentenparticipatie vormt dit een groot risico voor het behalen van de 90% gescheiden inzameldoelstelling. Eunomia concludeert: “Van sommige van deze risico’s kan worden verwacht dat zij de haalbaarheid van de doelstelling van 90% in gevaar brengen, maar in combinatie met elkaar zullen zij volgens ons een cumulatief effect hebben dat er waarschijnlijk toe leidt dat er te veel blikjes “verloren” zullen gaan om de doelstelling van 90% te halen”.

 

  • Risico’s voor het behalen van de wettelijke deadline van 31 december 2022

Ten tweede keek Eunomia of het aannemelijk is dat het systeem tegen de wettelijke deadline van 31 december 2023 operationeel zal zijn. Hierin is uitgegaan van de gefaseerde opzet zoals gecommuniceerd door het Afvalfonds, waarbij er op de startdatum 1.300 statiegeldmachines buiten de winkel en op high traffic locaties staan en 1.500 aanvullende locaties worden gegarandeerd door supermarkten.

 

Eunomia benadrukt dat het gebrek aan uitwerking van het plan van het Afvalfonds en het ontbreken van transparantie over de huidige stand van zaken het lastig maakt om in te schatten of de deadline van 31 december wordt gehaald, maar dat de deadline duidelijk erg uitdagend is gezien de operationele opzet van het voorstel. 

 

Eunomia heeft voor verschillende te ondernemen stappen vóór 31 december 2022 het kritieke pad uiteengezet, gebaseerd op tijdlijnen van andere statiegeldsystemen, zodat dit als maatstaf  kan fungeren voor het Afvalfonds voorstel. Ze gaan in op: het aanwijzen van een systeembeheerder; de aanschaf en het installeren van statiegeldmachines; het regelen van transport en logistiek; het opzetten van systemen voor tellen, sorteren en in balen persen; het vormgeven van IT systemen; aanpassen van de blikjes voorraad; en communicatie. De analyse is aangevuld met informatie verkregen vanuit interviews met perspectieven vanuit de industrie en gemeenten.

 

Zowel de internationale vergelijking als de interviews met deskundigen wijzen op een aantal kritieke paden tussen nu en de deadline die moeilijk te halen zullen zijn. De meest recente uitrol van een statiegeldsysteem in Europa was Litouwen. Zij zetten een standaard return-to-retail systeem op, waardoor zij niet met de unieke uitdagingen op het gebied van locatiebepaling, vergunningen, installatie, logistiek en onderhoud te maken hadden. Alsnog deden zij er meer dan 12 maanden over om zo’n 1.000 statiegeldmachines te plaatsen.

 

“Het Afvalfonds voorstel heeft een aantal kenmerken die unieke uitdagingen stellen voor het opzetten van het operationele systeem, in vergelijking met internationale statiegeldsystemen waar wij bekend mee zijn”, aldus Eunomia. Ook geeft Eunomia aan dat het voorstel van het Afvalfonds voor de blikjes ook vanuit operationeel oogpunt veel complexer is dan bijvoorbeeld de uitbreiding naar de kleine plastic flesjes, omdat er voor de blikjes is gekozen een volledig nieuw systeem op te zetten waarbij, naar het lijkt, geen gebruik wordt gemaakt van bestaande infrastructuur of systemen. Bij de kleine flesjes werd gebruik gemaakt van reeds bestaande inzamellocaties, infrastructuur en logistiek voor grote plastic flessen, waar supermarkten al een grote rol in speelden. Hierdoor was er minder werk nodig en werden gedeelten van de operationele verantwoordelijkheid gedelegeerd naar de supermarkten.

 

Het onderzoeksbureau verwijst als unieke uitdaging bijvoorbeeld naar de installatie van statiegeldmachines op nieuwe locaties die geen eigendom zijn of onder toezicht staan van verkooppunten, wat uitdagingen met zich meebrengt op het gebied van installatie, logistiek en onderhoud die moeilijker zijn dan in de internationale praktijk.

 

Het Afvalfonds wil aanspraak maken op de zogenaamde ‘kruimelregeling’ om het vergunningentraject te versnellen. Gemeentelijke experts die Eunomia heeft geïnterviewd zijn echter van mening dat zowel juridisch als operationeel gezien, er een formeel vergunningentraject dient worden doorlopen. Belangrijker nog: ongeacht welke vergunningsprocedure formeel wordt gevolgd, de medewerking van gemeenten is nodig en dit gaat hoe dan ook tijd in beslag nemen. Er moet onder meer gekeken worden naar welke locaties geschikt zijn, de mogelijkheden voor het aanleveren van stroom in de publieke ruimte, de mening van omwonenden, (juridische) restricties betreffende afvalinzameling en of het inzamelpunt past binnen de lange termijn visie van de desbetreffende publieke ruimte. Om dit allemaal binnen de wettelijke termijn te regelen, beschouwt Eunomia als problematisch, en enkele geïnterviewde gemeenten geven aan te denken dat niet mogelijk is. Uit interviews blijkt bovendien dat gemeenten, die dus belangrijke stakeholders zijn bij de uitrol van dit systeem, niet weten wat er van hen gevraagd zal worden of voor wanneer.

 

Ook het kritieke pad voor de aankoop van statiegeldmachines geeft reden tot bezorgdheid. Eunomia signaleert dat er op internationale schaal problemen zijn met de supply chain, wat ertoe kan leiden dat het aanleveren van statiegeldmachines langer duurt. Bovendien zijn er mogelijk extra technische vereisten voor deze machines aangezien ze in de buitenlucht komen te staan. Ook hier is nog niet duidelijk hoe ver het Afvalfonds is met de uitrol.

 

“Gebaseerd op de internationale benchmarking zou men kunnen afleiden dat er 12 maanden nodig zijn voor het voorstel van het Afvalfonds, maar de complexe aard van het plan zoals hierboven beschreven maakt de opzet mogelijk meer uitdagend”, zegt Eunomia. Uit de internationale benchmark heeft Eunomia enkele kritieke paden geïdentificeerd waar al mee gestart had moeten zijn, of die zeer spoedig moeten starten. Deze paden zijn: aanschaf van statiegeldmachines en het opzetten van transport en logistiek (geschat op 9 maanden); voorzien van centrale infrastructuur zoals telcentra (geschat op 12 maanden); voorzien van IT-systemen (geschat op 6 maanden); en ontwikkeling en starten met communicatie richting consumenten (starten minstens 5 maanden voorafgaand aan lancering).

 

Eunomia waarschuwt dat in veel gevallen dergelijke technische en operationele problemen achter de schermen door zullen werken richting de consument, wat participatie en daarmee het halen van de 90% gescheiden inzameling negatief zal beïnvloeden. In het geval van inname in verkooppunten, is het bijvoorbeeld gebruikelijk dat er tijdelijk handmatig wordt ingenomen bij de servicebalie in geval de operationele uitrol achterblijft. Dat is bij deze onbemande statiegeldmachines in de buitenruimte niet mogelijk. Er wordt een fallback plan genoemd in het plan van het Afvalfonds, maar wat dit betekent is onduidelijk. Dit baart de geïnterviewden uit zowel de industrie als gemeenten zorgen.

 

  • Risico’s uniek voor het plan van het Afvalfonds
  • Zwerfafval

Het voorstel van het Afvalfonds suggereert dat inleverpunten “dichtbij de supermarkt” een groter

anti-zwerfafval effect kunnen hebben dan in de supermarkt, omdat ze meer “op straat” zijn geplaatst en langer open zijn. Eunomia concludeert dat dit extra zwerfvuilbestrijdingseffect onwaarschijnlijk is. Sterker nog: enkele geïnterviewden zijn juist bezorgd dat deze systeeminrichting tot meer zwerfafval zal leiden rondom de onbemande statiegeldmachines in de openbare ruimte.

 

  • ‘Circulaire hubs’

Het Afvalfonds geeft als bijkomende reden om deze inzamelpunten buiten de supermarkt op te zetten dat zij een eerste stap zijn richting ‘circulaire hubs’ waar in de toekomst ook andere materiaalstromen ingezameld kunnen worden (opschaling).

 

Alle interviewees met wie Eunomia gesproken, waren voorstander van statiegeld op drankblikjes. Allemaal zijn zij ook overtuigd van de noodzaak van een samenhangende ‘recycling visie’ in Nederland. Om die reden hebben zij allen het concept van ‘circulaire hubs’ serieus in overweging genomen.

 

Het is echter de koppeling van het huidige plan voor statiegeld op blikjes (wat op zeer korte termijn gerealiseerd moet worden) met het idee van circulaire hubs dat aanleiding geeft tot bezorgdheid. De ondervraagden waren vaak van mening dat het ‘circulaire hubs’-idee onvoldoende was uitgewerkt en in zijn huidige vorm risico’s met zich meebrengt. Wanneer dit plan wordt uitgevoerd zoals door het Afvalfonds voorgesteld en de eerste ervaring van mensen met statiegeld voor de blikjes niet positief is, ondermijnt dit niet alleen het draagvlak voor statiegeld maar ook voor het concept van ‘circulaire hubs’.

Lees hier het hele rapport
Eunomia. Deposit Return in the Netherlands – An assessment of the Afvalfonds proposal for beverage can collection in the public domain (PDF downwload)

Gerelateerde tags

MEER OVER DIT ONDERWERP